Achter de schermen: Ik ben van de straat

Marjolijn van der Meijden bij de Vlecht van Kalliopi Lemos op het beeldenterras aan de Westersingel. Photo: ©Marwan Magroun

In gesprek met Marjolijn van der Meijden

Hard werken is het motto van Rotterdam en Marjolijn van der Meijden op het lijf geschreven. Dat geldt ook voor kunst: bij CBK Rotterdam is ze een vraagbaak voor iedereen die met publieke kunst in de havenstad te maken heeft, van kunstenaars, bedrijven, fondsen en de gemeente tot aan de Rotterdammers zelf. Als intermediair krijgt zij vanuit BKOR (Beeldende Kunst en Openbare Ruimte) door samenwerking, doorzettingsvermogen én engelengeduld veel mooie dingen voor elkaar. Kortom: poten in de klei en voelsprieten in de wind. Een gesprek met deze spin in het web van kunst in de openbare ruimte.

Tekst: Annemiek van Grondel

Rotterdam is rijk aan kunst in de openbare ruimte en vervult daarin een pioniersrol. Nergens in Nederland kan het publiek van zoveel kunstwerken genieten als in de havenstad. BKOR beheert, onderhoudt en vernieuwt ruim 500 items van de Rotterdamse Beeldencollectie en treedt daarnaast op als adviseur van en bemiddelaar tussen gemeente, fondsen, bedrijven, kunstenaars en inwoners. Sinds 2004 leidt Marjolijn van der Meijden (1964) binnen dit onderdeel van CBK Rotterdam projecten die de stad verlevendigen en de discussie over kunst en de samenleving verdiepen. Haar achtergrond als ontwerper en werkervaring bij het mkb en commerciële bedrijven komen in die functie goed van pas. ‘Ik weet hoe kunstenaars werken en ken daarnaast de zijde van de opdrachtgever’, zegt ze. ‘Beide partijen moeten zich gekend voelen. En tegelijkertijd dien je op de regels te letten.’

poten in de klei en voelsprieten in de wind

Van der Meijden kwam ter wereld in de Rotterdamse buurt Zomerland, in stadsdeel IJsselmonde. Ze groeide op als een nieuwsgierig meisje met een open blik en een buitengewone interesse in mode en undergroundmuziek. ‘Begin jaren tachtig ontdekte ik als puber die expressieve, nog niet ontgonnen wereld van new wave in de muziek en aanverwante kunstdisciplines’, vertelt ze. ‘Mode was een mix van sophistication en artistieke subculturen. Niet chic, wel eigenzinnig. Ik bezocht de eerste vintage shops, ging uit in de Eksit, zong in een skabandje en experimenteerde met mijn kleding- en haarstijl: van lange krullen naar kort punkhaar en terug.’

De Willem de Kooning Academie, in het bijzonder de richting mode, oefende een speciale aantrekkingskracht op haar uit. Volgens het DIY-adagium van die jaren bezocht ze eerst de Vrije Academie om tekeningen, schilderijen en stofontwerpen voor een portfolio te gaan maken. Een belangrijke inspiratiebron was de flamboyante couturier Carl – Cargelli – Gellings, die daar lesgaf. ‘Cargelli had een modehuis met chique klanten’, zegt ze, ‘maar was een cultfiguur, een bohemien met een eigenzinnige wijze van lesgeven. Hij daagde mij uit en nam me serieus. Dat sprak me aan.’

Onconventioneel

Dankzij de vrije, intensieve zoektocht en een eigenwijs portfolio kreeg Van der Meijden het felbegeerde toelatingsbewijs tot de Willem de Kooning Academie, waarvan ze in 1989 afstudeerde. Haar eindexamenproject was getiteld ‘Dag en Nacht’, een stijloefening in stoffen, geïnspireerd door de toen gehypete Jeff Koons, die in zijn werk navigeerde tussen kitsch en klassiek. ‘Mijn project was een intuïtieve activiteit, nog zonder de wijsheid van nu’, zegt ze. ‘Ik vergaarde een berg couturestoffen en ging daarmee onbevangen aan de slag.’

De jarentachtig-kunstscene van Rotterdam was ongepolijst en minimalistisch. ‘Mijn toenmalige geliefde woonde in Antwerpen, dat een bruisend nachtleven en een klassiek decor kende’, vertelt ze. ‘Met een ander been stond ik in het veel minder barokke Rotterdam. Dat was grauw; je liep tussen de junks. Nu sta ik soms te kijken hoe de stad is opgeschoond. Fijn om dat te zien, maar minder toegankelijk voor de huidige kunstenaarsgeneratie. De stad is opgeschoond. Kunst moet vooral positief zijn, want er is onder meer een economische component mee gemoeid.’

Met een ander been stond ik in het veel minder barokke Rotterdam

Na haar opleiding realiseerde Van der Meijden zich dat haar talent niet in het eigen werk lag. Maar visie had ze wel degelijk. ‘Ik ambieerde een coördinatorfunctie in de creatieve sector, om anderen in het maakproces bij te staan’, zegt ze. ‘Maar een studie op dat vlak bestond nog niet.’ Daarom besloot ze te gaan werken als intermediair in de mode, in een functie tussen stilist en inkoper in. Het was een hiërarchische, gedisciplineerde baan, die veel tijd en energie vergde. Van der Meijden, inmiddels moeder geworden, wilde meer vrijheid. Daarom solliciteerde zij in 2002 bij Centrum Beeldende Kunst Rotterdam. ‘Bij CBK Rotterdam werk je hard, maar het is een heel zelfstandige functie, met een flexibele tijdsindeling’, legt ze uit. ‘In een commercieel-zakelijke omgeving was zoiets ongekend. Hier vond ik het elan terug: het open gesprek, de onconventionele visie en aanpak.’

Van der Meijden werkte zich binnen CBK Rotterdam al snel op tot projectleider Beeldende Kunst en Openbare Ruimte. Ze noemt zichzelf niet per se een ‘museaal’ mens, eerder een ‘mens van de straat’. ‘Vooral de Rotterdamse publieke ruimte en wat kunstenaars met opdrachtgevers en initiatiefnemers daarin voor elkaar krijgen heeft mijn focus.’ Kunstenaars met wie ze werkt bevragen het krachtenveld in de openbare ruimte. ‘Momenteel verlangen met name jonge kunstenaars naar werk in de DIY-traditie, ondanks de regels, vergunningen, regelingen, budgetten en (politiek en ambtelijk) draagvlak’, zegt ze. ‘Het is onze taak dat in goede banen te leiden.’

Spanningsveld

‘Spin in het web’ zijn van BKOR bestrijkt een breed palet aan werkzaamheden, van advies, bemiddeling en selectie van kunstwerken tot praktische ondersteuning van kunstenaars en CBK Rotterdam, zoals het aanvragen van vergunningen en financiering. In de samenwerking tussen meerdere partijen moet Van der Meijden noodzakelijkerwijs water bij de wijn doen. ‘Samen bereid je projecten voor en zorg je voor een klimaat met mogelijkheden om onoverbrugbare verschillen te vermijden’, zegt ze. ‘Je loopt als het ware om een kunstwerk heen en stuurt de neuzen dezelfde kant op.’ In haar rol kan zij diverse krachten bijeenbrengen om iets gedaan te krijgen en die zet ze strategisch in voor de goede zaak. ‘Er zijn fases waarbij je soms een schop moet geven onder een project, anders gebeurt er niets’, klinkt het kordaat.

Voor het ontwikkelen van kunstwerken in de openbare ruimte heeft BKOR als adviseur voor Rotterdam direct toegang tot het netwerk van de gemeente. Van der Meijden: ‘Dat is een spanningsveld tussen verschillende invloedssferen. We zijn niet zozeer bezig met museale kunst, maar geïnteresseerd in kunst van de straat. Jazeker, ik ben van de straat: ik werk aan “bouwprojecten”, want letterlijk heb je te maken met grond. Dat behelst aannemers selecteren en veel praten met gemeente, opdrachtgevers en kunstenaars.’

Samen bereid je projecten voor en zorg je voor een klimaat met mogelijkheden om onoverbrugbare verschillen te vermijden

Ze heeft allerlei mensen om haar heen die zich verdiepen in alle aspecten van zo’n project. ‘Wij zetten een projectgroep op poten, vaak ook vanuit een netwerk van de gemeente. Zijn er eerst adviseurs nodig? Moet een kunstenaar er eerder of later bij betrokken worden? Ik moet het werkveld kennen, waaronder ook de historie van de kunst in de stad. Een waardevolle kracht daarin is collega Siebe Thissen, historicus, filosoof en programmaleider van BKOR, die mij vaak adviseert over de stadshistorische achtergrond van een potentieel project. De kunstenaar maakt zijn of haar creatieve visie kenbaar, waarna we het traject samen laten loskomen van de grond. Er zijn veel randvoorwaarden: je hebt te maken met een club van opdrachtgevers, de gemeente en landschapsarchitecten. De club moet het gevoel krijgen: de regels tackelen, we gáán voor dat kunstwerk. En dan kan de kunstenaar het werk gaan maken.’

Pleasing sights, proud sites

Door een duidelijke handtekening en visie onderscheidt een kunstenaar zich. Maar zijn kunstenaars in deze tijd van economisch liberalisme nog even politiek bevlogen als hun naoorlogse voorlopers tot pakweg de jaren tachtig? Is maatschappijkritische kunst in een aangeharkte samenleving nog welkom? Van der Meijden vindt van wel. ‘Wij zijn juist voor een maatschappijkritische aanpak. Maar zoiets realiseer je samen met een kunstenaar. En in hedendaagse kunstuitingen worden de scherpe randjes er soms afgevijld. De huidige maatschappij verlangt een positieve instelling.’

Er is behoefte aan publieke erkenning en een veilige plek voor de community

Een aantal jaren geleden beleefde Rotterdam een boom van opgeleverde bouwprojecten, zoals de Markthal en het vernieuwde Centraal Station. ‘Die trokken veel bezoek van buitenaf aan’, zegt ze. ‘En in hun kielzog ontstonden veel pleasing sights.’ Maar dat wil niet zeggen dat vrolijke kunstwerken vrijblijvend hoeven te zijn. Neem de zitplek ReWind op het Willemsplein bij de Erasmusbrug. Dat werk, bestaande uit windmolenwieken, werd in 2012 naar goed hergebruikprincipe gebouwd door Superuse. In 2020 kreeg het een extra betekenis in vorm van een stoer kleurenpatroon door kunstenaar David Louf, alias Mr June. Van der Meijden: Er is behoefte aan publieke erkenning en een veilige plek voor de community, om te vechten over én te vieren wat zij is. Het project is tot stand gekomen met initiatiefnemers uit de lhbtiq+ community. Wij deden onderzoek naar de geschiedenis, van de vervolging in de Tweede Wereldoorlog en het gebruik van de roze driehoek tot en met de regenboogvlag vanaf eind jaren zeventig. We besloten niet het verdriet te benadrukken maar de trots op de eigen identiteit. Het is een locatie in wording: wat er nu staat is een voorbode van de plek die gaat worden gecreëerd op het Willemsplein. BKOR is er om plekken te bevechten in de steeds schaarser wordende openbare ruimte. Grond wordt immers steeds duurder. Het is echt een prestatie om zo’n project mogelijk te kunnen maken.’ 

Photo: ©Marwan Magroun

Bewogen beelden

Onder Rotterdamse inwoners is een grote betrokkenheid, met een veelvoud aan initiatieven voor kunstwerken in de openbare ruimte, waaronder ook monumenten. Daarvoor is een lange adem en veel onderzoek nodig, plus een vracht reglementen om mee rekening te houden. ‘Gedenken behoeft een eigen, subtiele aanpak’, zegt Van der Meijden. ‘Het gaat mij hierbij om het proces samen met de initiatiefnemers. Geen snelle actie. Want zo’n monument zal lang in de stad aanwezig zijn. Het begint met de zoektocht naar een plek, samen met Stadsontwikkeling. Je moet je dan durven uitspreken, je sterk maken voor zo’n plaats in de ruimte. Maar het komt altijd aan op samenwerken. Gelukkig hebben veel toffe ambtenaren bij de gemeente hetzelfde elan.’

Ze is trots op Clave, het Slavernijmonument in het Lloyd-kwartier, gemaakt door Alex da Silva, en Hans van Bentems Monument voor de gastarbeider op het Afrikaanderplein. ‘Beide kwamen voort uit een initiatief van Rotterdammers, dat voorgelegd werd aan de politiek. Moedige mensen hebben het verhaal van hun voorouders bevochten om deze monumenten met behulp van ons gerealiseerd te krijgen.’

Soms ook komt pardoes een kunstwerk op haar pad, zoals de Vlecht van de Griekse, in Londen woonachtige Kalliopi Lemos op de Westersingel. Het werk was aangekocht door de Stichting Droom & Daad, die het onlangs schonk aan de stad.

Moedige mensen hebben het verhaal van hun voorouders bevochten om deze monumenten met behulp van ons gerealiseerd te krijgen

Haar ogen gaan glimmen. ‘We waren net het Beeldenterras aan het onderzoeken, toen de gemeente ons tipte over de schenking. En zo ging het balletje rollen. We zijn er heel blij mee. Het is het eerste kunstwerk van een vrouwelijke beeldhouwer op de Westersingel. Er zijn niet veel vrouwelijke kunstenaars in de beeldencollectie. Waarom? Door de jaren heen domineerden meer mannen het bestuur en de politiek. Er is nu vanzelfsprekend meer aandacht voor diversiteit. Voor de snelle plaatsing kregen wij alle samenwerking van de gemeente. Het werk is een revolutionair en anarchistisch gebaar.’

Het beeld heeft de positie van de vrouw in onze samenleving als thema. De gigantische afgeknipte vlecht staat symbool voor vrijheid: het jezelf ‘losknippen’ van patriarchale dwang. Van der Meijden: ‘Vergelijk het met de jongenskopjes uit de roaring twenties. Vlechten afknippen is breken met traditie en dat maakt je kwetsbaar. Je ervan ontdoen geeft vrijheid. In mijn tienerjaren kende ik niemand met lang haar: het moest kort en rechtopstaand zijn. Later besef je dat de generatie vóór jou juist in lang haar verzet tegen het establishment zag.’

Vlechten afknippen is breken met traditie en dat maakt je kwetsbaar

Is de monumentale, rechtopstaande vlecht een schalkse knipoog naar mannelijke kracht? ‘Het werk is heel vrouwelijk’, vindt ze. ‘Het opstaan en zelfstandig rechtop blijven staan van de vrouw, die als vanzelfsprekend haar plek in de publieke ruimte inneemt.’ Op de passende datum van 8 maart, Internationale Vrouwendag, werd de Vlecht onthuld door de wethouder van cultuur.

Een ander revolutionair project, Uproot Rotterdam, had meer voeten in de aarde. Ter gelegenheid van 75 jaar wederopbouw organiseerden Sculpture International Rotterdam en BKOR in 2016 een expositie van bestaande beeldhouwwerken uit de stad, in samenwerking met de ontwerpers van Studio Makkink & Bey. Van der Meijden: ‘We sleepten beelden weg van allerlei plekken in de stad en brachten deze bijeen in het Museumpark, op de plek waar nu het Boijmans-depot staat. We vertelden de verhalen achter de beelden en gaven met de locatie een podium aan pas afgestudeerde kunstenaars. Een machtig karwei. En de vele positieve reacties van de Rotterdammers maakten het hele project de moeite waard.’

Opstropen die mouwen!

Voor de functie van projectleider en adviseur van kunstprojecten in de openbare ruimte zijn zowel dienstbaarheid als leiderschap belangrijke eigenschappen, volgens Van der Meijden. ‘En het vinden van een middenweg daarin. Je moet de volle aandacht geven aan mensen maar ook eerlijk zijn als iets niet kan.’ Haar vroegere werkervaring, de twintig jaar bij CBK Rotterdam/BKOR en haar in 2007 afgeronde universitaire opleiding kunst- en cultuurmanagement maken haar tot een veelzijdig intermediair die vooral is geïnteresseerd in het proces waarin kunst in de openbare ruimte ontstaat. ‘Het is net een verbouwing’, lacht ze. ‘Gaandeweg gebeurt er altijd wel wat onverwachts. Dan moet je weer iets veranderen in het plan. Dat is niet altijd leuk. Maar ik geloof in oplossingen. Met betrokken mensen kun je dingen gedaan krijgen. Samen de mouwen opstropen.’

Gaandeweg gebeurt er altijd wel wat onverwachts

Zo wil BKOR zich sterk maken om de vroegere percentageregeling, met een verplicht budget voor kunst bij bouwprojecten, weer in ere te herstellen. Van der Meijden: ‘Het gaat om omkaderd beleid over kunst in de openbare ruimte. Soms is het wildwest, waaraan wij vorm moeten geven. Dat betekent lobbyen bij ambtenaren en politiek. Nu gebeurt dat bijvoorbeeld in het kader van Feyenoord City.’

Het proces mag heel belangrijk zijn, maar wat uiteindelijk telt is het resultaat, realiseert ze zich. ‘En daarbij spelen in de publieke ruimte altijd meerdere belangen. Nu ik ervaren ben, ken ik de valkuilen. Met het hele team trachten we daarop te anticiperen. De een is goed in dit, de ander in dat. Alle betrokken partijen, zoals bewoners, organisaties, stadsbestuurders en ambtelijke commissies, hebben ideeën over het invullen van de openbare ruimte. Je moet de diverse meningen aanhoren. En soms moet je je gewoon durven uitspreken om te kunnen dóen.’

Deze stad is zo speciaal. Ik zou voorlopig nergens anders willen werken

Een baan in een andere stad tegen een ruimer salaris, zou dat een volgende stap kunnen zijn? Een resoluut ‘nee’ volgt. ‘Ik ben verankerd in Rotterdam, zowel zakelijk als privé. Misschien is het buitenland een optie, als adviseur. Via een internationaal netwerk heb ik vakgenoten leren kennen in onder meer Scandinavië. Mijn ervaring is dat met de vele inspirerende verhalen over de kunstcollectie van Rotterdam er altijd een bijzonder visitekaartje in het buitenland is af te geven. Deze stad is zo speciaal. Ik zou voorlopig nergens anders willen werken.’