Beelden en de openbare ruimte

We vinden het de gewoonste zaak dat we in Rotterdam rondlopen in één van de grootste beeldentuinen van de wereld. Hoe bijzonder het is dat we struikelen over, leunen tegen of zitten op, soms wereldberoemde namen die onze openbare ruimte betekenis geven, hoe bijzonder het is dat we het recht hebben om tegen of voor de plaatsing te zijn van werken waarvan andere steden slechts kunnen dromen, daarvan lijken we geen weet te hebben.

Siebe Thissen heeft er voor gezorgd dat er nu een prachtig overzichtswerk is waardoor we de rijkdom die we in Rotterdam aan beeldende kunst in de openbare ruimte hebben kunnen overzien en in haar context kunnen plaatsen, maatschappelijk en historisch. Het doorbladeren van het boek vervuld me met trots. Ik zie het als de grand finale van een tijdperk nu ons concept van openbare ruimte razendsnel aan het veranderen is.

Waar openbaarheid vroeger de ruimte aanduidde die niet privé is en de gevels en entreepartijen van de gebouwen als randen van de openbare ruimte een enkele keer als enorme geste van de bouwheer toevertrouwd werden aan de kunstenaars, vervaagt nu langzaam de harde lijn tussen openbaar en privé. Een nieuwe generatie is opgestaan die niet langer bezit nastreeft. Niet vanuit een politiek ideaal maar vanuit het idee dat het de zin niet ziet van het nut van bezit. Het is de rugzakgeneratie die ‘s ochtends naar school is gebracht met de mededeling dat ze opgehaald zouden worden door hun vader, hun buurvrouw of de derde vrouw van hun opa. Het is een generatie die opgroeit in welvaart met de wetenschap dat alles altijd aanwezig is, maar niet op één plaats en niet in eigendom. Het is een generatie die delen vanzelfsprekend vindt en niet onder de indruk is van bezit. De lijn tussen privé en openbaar verdwijnt. Het ontstaan en de populariteit van Uber, Airbnb en Greenwheels zijn het gevolg. Zelfs Porsche heeft momenteel een sharing programma!

Ook voor de perceptie van het idee van openbare ruimte heeft dit grote gevolgen. Wanneer namelijk het begrip ‘bezit’ niet meer de harde scheiding tussen privé en openbaar aanduidt, waar eindigt dan de openbare ruimte? Eindigt die überhaupt wel? Het ontstaan van de eerste POPS -de Privately Owned Public Spaces- zijn al feit. Voor zover ik weet reageert de beeldende kunst nu nog op deze nieuwe publieke ruimte alsof er geen verschil is maar het kan niet uitblijven of er komt een reactie.

Een ander exponent van het nieuwe delen is de ‘sharing of knowledge’. Was kennis eerst een privé-goed dat verhandelbaar was, zijn we nu gewend geraakt aan een kennis- en netwerksamenleving waarin het lijkt of we toegang hebben tot alle kennis for free. Wat we echter over het hoofd hebben gezien is dat het daarbij gaat om intellectuele kennis, niet de kennis en ervaring die we fysiek moeten ondergaan om een ambacht te leren beheersen.

Nu is één van de dingen die zo bijzonder is aan kunstwerken in de openbare ruimte, dat ze heel goed gemaakt zijn. Dat moet wel, want of ze nu vrij staan of onderdeel zijn van een gebouw, behalve dat ze de juiste fysionomie, de juiste uitstraling moeten hebben, moeten ze ook bestand zijn tegen de koestering van het publiek en bovendien ons klimaat overleven. Ook hebben de beelden vaak een schaal die zodanig is dat als ze niet goed geconstrueerd zijn ze zouden omvallen of bezwijken onder hun eigen gewicht. Bij het maken van de werken is dus behalve uitzonderlijk kunstenaarschap ook een grote ambachtelijkheid vereist. Over de betekenis van de werken is altijd veel te zeggen maar de kundigheid waarmee de werken gemaakt zijn is lang voor vanzelfsprekend aangenomen.

Hoe onterecht dat is blijkt uit het enorme tekort dat dreigt aan echte vakmensen. Er zijn nauwelijks nog meesters die de kunde beheersen van bijvoorbeeld het glasblazen, het bewerken en gieten van metalen, het bewerken van leer, de vele soorten van bewerken en toepassen van natuursteen, gebakken steen en beton en het maken van stoffen, van kant en patronen, et cetera. De lijst van bedreigde ambachten lijkt eindeloos. Het is een serieuze zaak, want om je daadwerkelijk een ambacht eigen te maken is soms tot wel tientallen jaren nodig van oefening en geduld. Dat de nood hoog is blijkt uit het feit dat diverse multinationals inmiddels programma’s hebben waarbij ze op zoek zijn naar echte ambachtslieden. Vaak oudere en soms zelf hoogbejaarde mensen worden in dienst genomen om hun vakkennis niet verloren te laten gaan en over te dragen aan jonge mensen die opnieuw de waarde van het vak leren kennen. Ambachten die vaak nodig zijn om een goed kunstwerk te kunnen maken.

Ik ben er dankbaar voor dat in het boek van Siebe tal van foto’s staan van kunstenaars aan het werk. Het maakt het belang van vakmanschap duidelijk. Het zijn vaak juist de kunstenaars die er voor gezorgd hebben dat sommige kennis niet verloren gaat. Laten we ons hier bijzonder van bewust zijn. Zonder ambacht geen kunst in de openbare ruimte.

De timing om het boek BEELDEN te publiceren kon niet beter zijn. Het zorgt voor bewustzijn van de kwaliteit waarmee wij ons gewoon zijn te omringen en daarmee hopelijk ook voor het respect voor de kunde die nodig is om dit te bereiken. Het laat ons ook onze houding ten opzichte van de openbare ruimte zien waarbij de beeldende kunst dè discipline is die ons helpt begrijpen op hoeveel manieren er naar de wereld, als de ultieme openbare ruimte, gekeken kan worden. Juist nu is deze wereld heel snel aan het veranderen en wij zijn erbij om dit te beleven. Is dat niet geweldig?

MArch Dikkie Scipio
Ter gelegenheid van de presentatie van het boek Beelden. Stadsverfraaiing in Rotterdam sinds 1940 van Siebe Thissen
Rotterdam, 1 juni 2016