“Mijn ultieme plan is om mezelf te laten printen”
In de vroege zomer van 2019 verbleef Ronald Bal twee maanden in Dresden in het kader van het uitwisselingsproject dat de stad Dresden, het Goethe Institut en CBK Rotterdam al bijna tien jaar met elkaar hebben. Sandra Smets sprak met Ronald Bal over zijn werk daar en zijn indrukken.
Aan het bureau in zijn atelier start Ronald Bal de computer op en zet een film aan van langzaam bewegende vlekken, zwart en wit. Het is een ruwe versie van een van de resultaten van zijn artist-in-residency in Dresden. Twee vruchtbare maanden, die hem veel nieuw materiaal opleverden en contacten waardoor hij in de gelegenheid kwam om deze film te maken. “Dit is een 3D-scan van mijn lichaam. Tweeëneenhalf uur heb ik in de TU Dresden in een CT-scan gelegen, die maakt elke drie millimeter een foto. Die foto’s plak ik nu aan elkaar, zo ontstaat deze film. Langzaam loop je dus door mijn lichaam heen. Kijk, de buikholte.” Hij wijst. “Maar als je het ziet, gaat het vooral over licht, dat is hoe het uiteindelijk eruit ziet.”
Op het beeldscherm wisselen zwarte en witte schaduwen elkaar af, wanneer een virtuele camera langzaam door zijn lichaam reist. In 2010 is Bal afgestudeerd met performance, sindsdien organiseert hij programma’s rond performance en hij heeft een aantal keren, korte residenties gedaan die daarop gericht waren. En daarnaast is hij zijn werkterrein gaan verbreden en verdiept hij zich ook op andere manieren in het lichaam, vooral de relatie daarvan met technologie. Hij maakt kopieën ervan in andere media, in natuurlijke materialen, zo wil hij bijvoorbeeld printen in klei, met eigeel, zaden. Wat betekent zo’n organische kopie? Wanneer ben je nog mens? Wat betekent het nou in de kern om mens te zijn? Met zulke vragen over het contrast tussen lichaam en technologie had hij een aanvraag geschreven voor het gastatelier in Dresden, een werkperiode die zou leiden tot veel nieuwe schetsen, ideeën, onderzoek, en deze film.
Dat vergde een CT-scan, een nogal hightech voorziening die de kunst niet heeft. Maar een artist-in-residency biedt een netwerk. Het Dresdense gastatelier zat in het C. Rockefeller Center for the Contemporary Arts dat hem koppelde aan onder anderen een historicus die veel in de kunstwereld organiseert op het gebied van technologie, Gwendolin Kremer, zij op haar beurt introduceerde hem bij de TU Dresden. “Dat is het mooie van zo’n artist-in-residency, via via hoort iedereen dat je er bent. Je wordt meegenomen naar lezingen, openingen. De kunstwereld is er hecht, dat vond ik mooi om te zien. Het netwerk waar je bij zo’n residency in belandt, heeft me veel opgeleverd. Ik wist dat Dresden een zeer grote TU heeft, maar niet of ik ermee zou kunnen samenwerken. Daar bleek dat zij nog nooit een heel lichaam gescand hadden, alleen delen, dit is normaliter heel duur. De vele data die dit opleverde, hebben ze me gratis geschonken. Met dat materiaal kan ik lange tijd aan de slag.”
Aan de slag moet hij ook wel, want in januari keert hij terug naar Dresden, om de film te laten zien. Dat is de tweede tentoonstelling van Bal in Dresden sinds de afloop van zijn verblijf aldaar, de contacten zijn gebleven. “Ik kan dit iedereen aanraden, ook omdat Dresden best dichtbij is. Dresden is een fantastische stad. Ik zat er in Neustadt, de linkeroever. Daar zijn elke week zo’n 3 tot 7 demonstraties. Alles gebeurt er in de publieke ruimte. Die is politiek geladen en toch is het een vredig samenzijn, dat heb je hier niet zo. Hier ga je naar de markt, de publieke ruimte dient hier minder om met elkaar in contact te komen of elkaar te overtuigen van je standpunten. Het was een eye-opener dat een stad ook op die manier kan functioneren.”
Terwijl hij vertelt is de film beland bij de hersenen, langzaam flikkeren delen op en doven weer. Het beeldscherm staat naast diverse boeken, zoals van Donna Haraway en How to grow a Human van Philip Ball, die hij in Dresden ontdekte. “Daar staat in hoe ontdekt is dat met elk deel van je lichaam een ander deel gemaakt kan worden. Dus uit je huid kunnen hersencellen gemaakt worden. Dat is vrij nieuw, tien jaar geleden was dit nog niet mogelijk. Mijn ultieme plan is om mezelf te laten printen. Het gaat me niet zozeer om mezelf, maar meer om het idee dat je dit met een lichaam kunt doen.”
“De residency is heel belangrijk geweest voor mij. Ik heb er een heel andere manier van werken ontwikkeld door de combinatie met data. Ik heb er veel onderzoek gedaan, ben ook naar lezingen op de universiteit geweest, om grip te krijgen op die materie. De CT-scan diende om te zien hoe je met digitale middelen een beeld van het lichaam kunt maken. Om dit met organisch materiaal te doen, ga ik eind 2020 naar het EKWC. Daar wil ik organen printen in klei.”
Intussen blijft hij in contact met Dresden. Bij de atelierwoning in het Rockefeller was behalve een tentoonstellingsruimte ook een projectruimte met faciliteiten voor kunstenaars. Daar ontdekte hij het zeefdrukken met eigeel op plastic, waarvoor hij nog eens terug wil. “Ze staan daarvoor open, lieten ze weten.” Wellicht kan hij dat combineren met een volgend langer verblijf. “Ik wil me aanmelden voor een residency in de TU aldaar. Tegenwoordig bestaan robots op microniveau, waar de TU Dresden in gespecialiseerd is. Die kunnen je lichaam in. Ik wil graag eens gaan kijken of ik daar iets mee kan.”