“Van mij mag dat beeld weg”: wat doen we met het standbeeld van Piet Hein?

“Van mij mag dat beeld weg”*
Eind 2017 stelde het AD al eens de vraag: Wat doen we nu met Piet Hein? De vraag gaat over het monument dat de toen nog zelfstandige gemeente Delfshaven eind 19e eeuw van deze zeevaarder liet maken. Het beeld, vervaardigd door de beeldhouwer Jos Graven (1836-1877), werd aanvankelijk geplaatst nabij de plek waar Piet Hein in 1577 werd geboren. Toen Delfshaven zich in 1886 bij Rotterdam voegde werd het beeld opgenomen in de Rotterdamse stadscollectie. In 1966 verhuisde het monument naar de huidige locatie. (lees door op bkor.nl). Het beeld, een rijksmonument, verkeert vandaag in zo’n slechte staat dat het grondig moet worden gerestaureerd of op korte termijn moet worden vervangen door een kopie. Daarmee zijn uiteraard kosten gemoeid. Dus, wat nu? Verwijderen we Piet Hein uit ons straatbeeld of schenken we hem een tweede leven?

Hoe gaat we om met ons verleden?
De aanleiding voor de vraag wat nu aan te vangen met het monument is te vinden in de recente discussie die ook in Rotterdam intensief gevoerd wordt, over onze omgang met het slavernijverleden. Wat was de verantwoordelijk van Nederland daarin, en hoe kunnen we die verantwoordelijkheid nu op een relevante manier inbedden in onze kennis van en omgang met het verleden? De discussie werd in 2017 aangezwengeld door het centrum voor hedendaagse beeldende kunst Witte de With, in de Witte de Withstraat. Want hoe kon het dat we al die tijd eigenlijk wel wisten dat de beste man ‘fout’ was geweest, maar dat we zijn achternaam toch ruimschoots gebruikten in de naamgeving van straten en, in dit geval een kunstinstelling (die zelf notabene beweert te “reflecteren op het hedendaagse en op de manier waarop kunst in het verleden tot stand kwam en beleefd werd.”) De partij Nida drong er daarna in de Rotterdamse raad op aan dat er een debat over zeehelden met een dubieuze reputatie gevoerd moest worden, en dat er nagedacht zou moeten worden over het standbeeld van Piet Hein. Dat onderzoek komt er, en moet eind 2020 afgerond zijn.

Maar wie was Piet Hein eigenlijk?
Piet Hein (1577-1629) was een zeevaarder en marinebevelhebber. Hij stond bekend als nuchter, vindingrijk, onverschrokken en bekwaam in de handel. Met die eigenschappen trad hij eerst in dienst van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Later verwierf hij het bevel over een aantal missies van de West-Indische Compagnie (WIC). Op volle zee – vaak in oorlogssituaties en omringd door piraterij – legde de Delfshavenaar een opmerkelijke clementie aan de dag. Hein had respect voor de Spaanse vijand (hij had bijna tien jaar in gevangenschap doorgebracht), sprak met mededogen over het lot van Afrikanen, en hekelde de behandeling die tot slaaf gemaakte indianen in Amerika ten deel viel: ‘Is het een wonder dat de indiaan zijn leed op ons wil wreken? Vriendschap moet van ónze zijde komen, want wij bezoeken hen – zij hebben ons niet opgezocht. Laten we er op toezien dat we God’s boosheid niet opwekken door ons schuldig te maken aan onbehoorlijke handelingen en gedragingen’. Met de slavenhandel had Hein niets van doen. De West Indische Compagnie nam pas zes jaar na de dood van Hein afscheid van het gebod dat ‘slavenhandel voor christenen een ongeoorloofde vorm van handel is’. Recentelijk gaf Siebe Thissen (hoofd BKOR van CBK Rotterdam) aan Trouw toe dat er weliswaar veel over Piet Hein te zeggen is, maar “niet dat hij iets met de slavenhandel te maken had”. Thissen baseerde zich daarbij onder meer op het boek Admiraal Zilvervloot (2003), een biografie van Piet Hein, geschreven door historicus Ronald Prud’Homme van Reine. Wetenschapsjournalist Simon Rozendaal zegt zelfs over Piet Hein: “Eigenlijk was hij maar een saaie piet.”

Dus, wat nu?
Feit blijft dat onze omgang met het verleden niet neutraal kan zijn. Als we een straat vernoemen naar een ‘zeeheld’ zonder daarbij echt te reflecteren op diens daden, of zonder deze op zijn minst te vermelden op datzelfde bordje, laten we zien dat we deze daden goedkeuren en zelfs het eren waard vinden. Hetzelfde geldt voor het oprichten én onderhouden van monumenten voor omstreden zeevaarders en kolonisten. Piet Hein zal een extra plaquette krijgen maar het blijft natuurlijk de vraag of en hoe de gemeente de andere ‘helden’ een passender plek zal geven, en of deze lieden daarmee definitief van hun voetstuk zullen vallen.

De Afrikaanderwijk
Over onze omgang met ‘foute beelden’ zal Siebe Thissen op 25 oktober a.s. een voordracht houden in Het Gemaal op Zuid. De organisatie is in handen van de historische vereniging Roterodamum. In het kader van de Maand van de Geschiedenis (thema: Opstand) gaat Thissen in op de Boerenoorlog (1899-1902) en de Afrikaanderwijk. Zijn aandacht in het bijzonder uit naar de dertien borstbeelden van Zuid-Afrikaanse presidenten, generaals en onderhandelaars die in 1902 in de wijk werden gerealiseerd. Geleidelijk echter zijn deze erflaters van de Apartheid uit ons straatbeeld verdwenen. Waar zijn de beelden gebleven?

Bekijk welke beelden er in jouw buurt te vinden zijn op de website van BKOR. Of praat mee over de toekomst van het Piet Hein beeld op onze Facebookpagina.

*) De uitspraak is terug te lezen in dit artikel in het Algemeen Dagblad, waarin voorbijgangers werd gevraagd naar hun mening over het beeld.